blog

#1 Niets spreekt vanzelf

Niets spreekt vanzelf

Tien jaar geleden regeerde de financiële crisis het leven, ook dat van kunstenaars en kunstinstellingen. Ik gaf leiding aan zo’n instelling. Geen leuke tijd, vol bezuinigingen en ontslagen. De kunsten zijn een veeleisende geliefde om je tijd en aandacht aan te geven. Eens in de zoveel jaar – een soort seven year itch – koos ik opnieuw voor de kunsten, nadat mijn geliefde mij voor die keuze had gesteld. Maar in 2011 was het uit tussen ons.


Het afscheid verraste me, overviel me zelfs. De rouw kwam en ging en kwam dan weer en duurde al met al een jaar. Pas toen ik ging zoeken kwam de beweging. Toen de beweging er eenmaal was, voelde ik de stilstand van jaren. Het voelde niet eens alsof ik in een kringetje had gelopen en steeds weer langs het punt van vertrek was gekomen. Evenmin was ik om mijn eigen as gedraaid, een vuurtoren die zijn licht op de horizon rondom werpt. Niets van dat al. Er was van alles in beweging geweest maar ik was in het oog van de storm stil blijven staan. Waar en wanneer precies de stilstand was begonnen, kan ik nog steeds niet met zekerheid zeggen.

De wind ging liggen, het stof ging liggen en de zon brak door. Ik wist niets anders dan dat ik buiten wilde zijn. Ik had getennist sinds mijn zesde. En ik had altijd plezier gehad in het coachen en begeleiden van stagiaires en jonge kunstenaars. Ik meldde me aan voor de opleiding tot tennisleraar bij de KNLTB en kwam tijdens een voorspeeldag in mei door de ballotage.

“Het was een bijna fysiek genot om zoveel nieuws te leren.”

Ruim een jaar besteedde ik al mijn tijd aan de opleiding. Het was een bijna fysiek genot om zoveel nieuws te leren. Waar ik dacht kennis en ervaring tekort te komen, zocht ik die in boeken, in stages en in gesprekken met iedereen die een racket vasthield. Als een spons zoog ik alles op wat me werd aangereikt. In de maand dat ik mijn licentie ontving, dienden zich vier opdrachtgevers aan: een vereniging, twee tennisscholen en de gemeente. Vier keer zei ik ja.

“Drieëntwintig pubers en een gymdocent op het dak van hun school, die ervan uitgingen dat ik het wist.”

Daar stond ik, dilettant van vijfenveertig. Mensen op een tennisbaan die ervan uitgingen dat ik het wist. Drieëntwintig pubers en een gymdocent op het dak van hun school, die ervan uitgingen dat ik het wist. Verenigingsbestuurders, tennisschooldirecties, beleidsmedewerkers die ervan uitgingen dat ik het wist. En ik wist het. Niet alles, niet meteen en niet altijd. Maar steeds genoeg om mijn leerlingen (beter) te leren tennissen.
Ik zoek mijn weg in de wereld van sport en educatie zoals ik die eerder vond in de kunstenwereld: intuïtief, op de tast soms en altijd nieuwsgierig. De leerlingen dagen me uit mijn lesmateriaal te verbeteren, preciezer te zijn in wat ik van elk van hen vraag. Zo leren zij mij de nieuwe inhoud van een les die ik al kende. In de woorden van een oud-collega (uit de kunstenwereld): “Er zijn niet alleen vele wegen naar Rome, er zijn ook vele Romes”.


Ik ben onderweg.