blog

#2 Niet spelen

Niet spelen

Het is even na drieën. De naschoolse les in de gymzaal van basisschool X is afgelopen. De kinderen hebben geoefend voor een tennistoernooi dat een kleine maand later plaatsvindt.


Met verschillende soorten rackets en allerlei ballen hebben ze oefeningen en wedstrijdjes bedacht. Met de dikke mat op een kar hebben we zelfs een squash-kooi gebouwd. Daar blijken de beach tennis bats en een kleine foonbal erg geschikt voor te zijn. Prachtige manier om de ruimtelijke oriëntatie van de jongens te verbeteren – drie wanden waar de bal tegenaan stuitert, en ruimte maken voor je tegenstander zodat je hem niet hindert. De jongens zijn naar huis, ik ruim op.

Hun geschreeuw en gelach fladderen door de lucht.

Zoals elke week is een kwartier voor het einde van mijn les de judoleraar begonnen met het neerleggen van de zware, vierkante matten in zijn deel van de zaal. Nu ligt er een blauwe zee waarop kinderen van een jaar of vijf in hun witte judopakken als zeemeeuwen uit de branding opvliegen en er weer in duiken. Hun geschreeuw en gelach fladderen door de lucht. Moeders en een enkele vader hangen op de banken alsof ze daadwerkelijk aan het strand zijn. Een enkeling heeft zelfs de ogen gesloten.

Alsof hij door een goedkope megafoon schreeuwt, knalt de stem van de judoleraar door de ruimte. Al weken ben ik hier op woensdagmiddag en al weken schrik ik me om deze tijd kapot van het nasale “JAAAAA” waarmee hij de les begint. Een reusachtige zeemeeuw roept zijn zwerm tot de orde. Maar de meeuwen worden kinderen die zonder een kik te geven aan de rand van de tatami gaan zitten, de moeders en de enkele vader geven geen krimp. Iedereen is onderdeel van de routine, aangestuurd door de strakke hand en goedkope megafoon van de pezige man in het blauwe judopak.

“Uit de megafoon klinkt het beslist: ‘Niet spelen’.”

Mijn boeltje is opgeruimd en vanaf een bank kijk ik naar de judo-les. De kinderen doen met zichtbaar plezier wat de leraar hen zegt. Verschillende manieren om de mat over te steken, van hinkelen tot kopje rollen. Naast- op, en achter elkaar liggen (“vork & mes”; “tosti”; “patatjes”, die laatste snap ik niet). Als ze als olifanten door elkaar lopen (op handen en voeten), gaan twee jongetjes elkaar proberen om te duwen. Uit de megafoon klinkt het beslis: “Niet spelen!” De olifantjes geven hun wedstrijdje op en even later hoppen er allemaal zeehonden over het zand.

Ik ken het dilemma van de judoleraar. Om ze hun sport te leren, zoekt de leraar aansluiting bij de belevingswereld van de leerlingen. Hij / zij worstelt met de balans tussen de magische wereld van jonge kinderen en de orde die in de les nodig is om de concentratie vast te houden en de leerdoelen te realiseren. Wat doe je als de kinderen de wereld van jouw les uitbouwen, inkleuren en verder vormgeven? Zet je er een hek omheen of durf je mee te spelen? En wat gebeurt er met je leerlingen, met jou als leraar / lerares en met je lessen als je meespeelt?

Over deze vragen gaat dit blog, maandelijks in stukjes van vijfhonderd woorden en een beeld.