blog

#6 tijd

Tijd

Ik droomde dat ik langzaam leefde…
langzamer dan de oudste steen.


Als met een zucht kwam ons leven tot stilstand toen corona arriveerde. Geen taxi, geen vliegtuig, geen terras, geen toerist meer te bekennen. We schuifelden zwijgend door winkelstraat en supermarkt. De lockdown lag als sneeuw over de stad en smoorde elk geluid.


Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde
wat stil lijkt.


Achter onze ramen staarden we naar televisie en tablet, onze vensters op de wereld. Mensen in vitale beroepen leken het net zo druk te hebben als wijzelf vóór corona. Met onze stilstand gingen we verschillend om: de één ervoer de opgelegde rust als weldadig, de ander werd ongedurig, opstandig of depressief. Dagen werden weken en het verlangen naar het oude normaal kreeg nostalgische trekjes.

‘k Zag de drang waarheen
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen,
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen…


Tennis gaat over tijd. In een wedstrijd wil ik meer tijd om de bal te slaan dan ik mijn tegenstander geef om de bal te slaan. Als mij dat lukt, maakt mijn tegenstander een fout en win ik het punt, de set, de wedstrijd. Een wedstrijd vraagt veel van spelers: zij zijn doorlopend bezig hun kracht in te zetten op de kwetsbaarheid van de tegenstander. Voortdurend passen de spelers hun tactiek aan op zoek naar tijd voor zichzelf en tijdnood voor de ander. Aan de basis van elke strategie in tennis ligt de strijd om de tijd. Wie de strijd om de tijd verliest, maakt fouten door tijdgebrek.


– Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.


Corona heeft ons dagelijks leven ontregeld – vaak verwarrend, soms hartverscheurend. Maar corona heeft ons vooral laten zien hoe kwetsbaar onze wereld is. Schud de glazen bol en het sneeuwde. We vielen als kind in slaap en ontwaakten als volwassene. Buiten lag de stilte enkel-diep op straten, pleinen en parken. Natuurlijk voelen we nostalgie bij het nieuwe normaal.


Een dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.

Nu de lockdown plaatsmaakt voor de anderhalvemetersamenleving, is het eerste dat terugkeert: de haast. Alsof we in twee maanden niks beters konden verzinnen, rennen we hals over kop terug naar oud-vertrouwd. Tijdgebrek als geruststelling.


De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd…


De anderhalvemetersamenleving verdraagt geen haast. De hardloper die rakelings tussen voetgangers door rent, kan ook pas op de plaats joggen tot er ruimte is om te passeren – de stappenteller telt wel door. We hebben strategieën nodig die ons tijd opleveren in de confrontatie met ons eigen ongeduld, ons eigen tijdgebrek, onze eigen haast. Zo brengt corona ons nog een inzicht waar we niet op zitten te wachten: wij zijn onze eigen tegenstander.


Hoe kòn ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten?


Het gedicht ‘Tijd’ is van M. Vasalis, uit: Verzamelde gedichten (Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2006, elfde druk 2019)