blog

#8 In het oog van de storm

In het oog van de storm

Ik bevind mij in het oog van de storm. Sinds het einde van de eerste lockdown heb ik les mogen geven. Ik fiets iedere dag naar de tennisvereniging en geef mijn lessen in de buitenlucht. Mijn vereniging stelt zich flexibel op bij strenge maatregelen – als er nog maar twee mensen op een baan mogen staan, krijg ik de beschikking over een tweede lesbaan. Als er een avondklok wordt ingesteld, waaieren mijn leerlingen uit over de week.


Iedereen is bereid om ruimte voor elkaar te maken. Leerlingen geven de eigen – zo vertrouwd geworden – lesgroep en -tijd op om ruimte te maken voor iemand die niet meer in de avond les kan krijgen. De vanzelfsprekendheid van de solidariteit ontroert. Zij wordt aangevuurd door een diep gevoeld en gedeeld verlangen om een uurtje met een paar mensen buiten achter een bal aan te rennen. Veel van de leerlingen hebben (jonge) kinderen, werken thuis en zijn soms tot tranen toe geroerd als ze komen tennissen. Even tijd voor zichzelf, even niet al die bordjes in de lucht houden. Even iets doen tegen de verslechterende conditie, het toegenomen gewicht.

Tennisles langs de meetlat van Maslow

Wekelijks krijg ik meerdere aanvragen voor jeugd- en volwassenen-les. In de lessen neemt de absentie af. De behoefte groeit. Wat levert het op als we tennisles in coronatijd toetsen aan de behoeften-piramide van Maslow? Onder normale omstandigheden scoort een activiteit op één of twee onderdelen. Maar zie: deelname aan een uurtje tennisles voorziet in een lichamelijke behoefte (onderste steen: fysieke ervaring, ademhalen); het scoort op veiligheid en zekerheid (tweede steen: lichamelijke veiligheid, goede gezondheid); de les is een garantie voor contact met gelijkgestemden (derde steen: sociale behoefte, vriendschap); het uur stimuleert eigenwaarde en zelfvertrouwen (vierde steen: erkenning) en de les daagt uit tot creativiteit, problemen oplossen en spontaniteit (vijfde steen: zelfrealisatie). Een score als een Wit-Russische verkiezingsuitslag.

Bijpraten zoals woestijnreizigers hun dorst lessen

De paar minuten die ik rondom een les met de leerlingen praat, zijn mijn venster op hun wereld: De directrice die een jeugdtheaterschool overeind probeert te houden; de restauranteigenaar die al maanden geleden zijn deuren sloot; ondernemers die balanceren tussen steunmaatregelen en ontslag van personeel; eerste hulp-artsen, internisten, zaal- en wijkverpleegkundigen iedere week iets vermoeider. Regelmatig mis ik leerlingen die met het gezin in quarantaine zijn. Berichten over testen en testuitslagen vliegen door mijn appgroepen. De energie van de jonge jeugd tipt (na weken thuisschool) soms de euforie aan – ik stel me hun ouders voor, als boksers in de touwen hangen ze in de kussens van de bank, met gesloten ogen nippend aan een kop thee. Tussen de jongeren zie je de leerling die elke week wat meer tot stilstand lijkt te komen. (Dat geldt overigens ook voor hun les, waarin ze met elkaar bijpraten zoals woestijnreizigers bij een oase hun dorst lessen.) Volwassenen die een vader of moeder verliezen, kinderen onder de indruk van het sterven van opa of oma.


Ik bevind me in het oog van de storm. Iedere dag komen mijn leerlingen bij mij een uurtje op adem – liefst met hun tong op hun schoenen.